Veel mensen denken dat je de ergste klap gehad hebt zodra je weer terug bent uit het ziekenhuis. Dat dacht ik in eerste instantie ook, maar tot na de zomervakantie leefde ik nog in een cocon van onverstoorbaarheid. Ik stopte mijn hartstilstand in het hokje van toeval, er geen rekening mee houdend dat het wel eens iets blijvends zou kunnen zijn. Op aanraden van de revalidatiecoach bezocht ik in die maanden ook een keer een psycholoog, puur om even te praten over hoe ik me voelde. Binnen 10 minuten stond ik weer buiten, omdat ik het gevoel had dat er helemaal niks was om over te praten. Inmiddels weet ik wel beter – de echte klap kwam pas tijdens dat gesprek in dat ziekenhuis. Vanaf nu verdeel ik mijn levensloop in twee periodes: vóór en ná de hartstilstand. Talloze keren heb ik gewenst dat ik weer even kon terugspoelen naar die eerste periode. Toch besefte ik dan steeds weer dat het nooit meer zo gaat zijn als vroeger, en dat dat misschien ook maar beter is: wat als ik mijn hartstilstand niet in bed had gehad, maar als ik toevallig net op de WC zat met een afgesloten deur? Wat als Ascha niet wakker was geworden? Wat als het tijdens het autorijden was gebeurd? Kortom: er waren wel duizend andere situaties te bedenken waarin het anders was afgelopen dan hoe het nu gegaan is. Veel scenario’s die nu niet meer zullen gaan plaatsvinden dankzij mijn ICD. Dat is wel een geruststellende gedachte.
Lees verder “Mijn leven als hartpatiënt, deel 6: de lange weg naar acceptatie” →