Mijn leven als hart- en schildklierpatiënt, deel 11

Wat moet je nou als eerste zin opschrijven als je je blog voor bijna twee jaar niet hebt aangeraakt? Een lastige kwestie, die me dan maar doet terugvallen op een oude wijsheid van Confucius: “voelt het schrijven allemaal nog ietwat vaag, begin dan met een retorische vraag”. Voila!

Allereerst: oprechte excuses voor mijn lange afwezigheid. Ik ben niet dood, ik ben niet uitgeschreven, maar ik had na mijn laatste persbericht wel wat behoefte aan een weekendje rust. Dat weekendje werd een week, die week werd een maand, die maand die werd een jaar en voor je het weet heb je ineens een songtekst van Guus Meeuwis op papier staan. Nu er inmiddels zelfs bijna twee jaar voorbij zijn attendeerde mijn omgeving me er dan ook op dat het wel weer eens tijd werd om de pen op te pakken. Bij deze!

Allereerst: hoe gaat het met mij? Momenteel gaat het weer goed, met de nadruk op het woordje ‘weer’. Nadat ik jullie in april 2016 achterliet gaf ik vol trots aan dat ik weer was begonnen met wielrennen. Het is min of meer bij dat beginnetje gebleven, maar ik heb nog steeds de hoop dat het binnenkort echt goed gaat komen. Gedurende 2016 werd mijn hart steeds stabieler, en begin 2017 was er ineens overdonderend goed nieuws: de pompkracht is vooruit gegaan!

Even ter illustratie: de kans dat dit zou gebeuren werd door de cardioloog als miniem beschouwd, zeker nadat er in de maanden direct na mijn hartstilstand geen verbetering was opgetreden. Hebben mijn hart en ik die witte jassen toch maar mooi even bij de neus genomen! De verbeterde pompfunctie was dus een enorme positieve verassing en leidde tot de conclusie dat 1) ik waarschijnlijk toch geen progressieve hartspierziekte heb (al is dat nog niet helemaal duidelijk) en 2) dat ik mocht stoppen met het medicijn Amiodaron.

Even voor de goede orde: Amiodaron is troep. De reclamefolder belooft dat je met het gebruik ervan vrijwel geen hartritmestoornissen meer hebt. En eerlijk is eerlijk, daar hebben ze grotendeels gelijk in. In de tijd dat ik het medicijn slikte was mijn hart duidelijk rustiger. Wat ze er niet bij vertellen is dat er een addertje onder het gras zit. Een paar addertjes. Een complete slangenkuil. Om een lang verhaal kort te maken: met dat spul wist ik hoe het voelt om geen pigment te hebben. Bij het eerste straaltje zonlicht van het jaar – ergens in februari – viel het al op dat ik meteen een rood gezicht kreeg. Dat werd steeds erger, tot het in de zomer net voelde of ik bij ieder moment uit de schaduw een bad nam in de krater van de Vesuvius. Geen pretje dus.

Als de scheikundige weergave er al uitziet als een of ander monster weet je wel dat je met serieuze shit te maken hebt

Bijwerking twee was een langetermijnprojectje. Tijdens het gebruik had ik nergens last van, maar afgelopen herfst (toen ik dus al ruim acht maanden met het spul gestopt was) begon de ellende. Langzaam maar zeker verloor ik steeds meer energie en werd het lastiger om me te concentreren. Aanvankelijk dacht ik dat dat kwam door drukte op het werk – we waren net op dat moment bezig om een groot project af te ronden – maar het werd steeds erger. Tijdens een routinecontrole in het ziekenhuis (nota bene voor m’n hart) viel ineens op dat mijn schildklier op hol was geslagen.

Voor degenen onder jullie die wat minder medisch geschoold zijn: de schildklier is een soort van metronoom waar de rest van je lichaam naar luistert. Als je schildklier te snel gaat, dan gaan alle andere processen in je lichaam dat ook. Het verklaarde ineens waarom mijn hartslag – die maanden rond de 50 had gezeten in rust – ineens ruim boven de 100 zat. Het verklaarde ook waarom ik zelfs in de vrieskou nog liep te zweten als een otter, en waarom ik in een paar maanden 20 kilo gewicht was verloren. Er was dus ineens 25% minder Niels Colijn op de wereld, en dat allemaal door zo’n irritant kliertje! Het spreekt voor zich dat dat uiteraard allemaal niet de bedoeling was, dus besloot ik om de stoute schoenen aan te trekken en te gaan genezen. Dat viel nog niet mee: de artsen gaven aan dat een ontstoken schiildklier vanzelf over zou gaan, al kom dat wel een maand of drie duren. Drie maanden! De enige snellere weg bleek een kuur van Prednison te zijn, maar dat leek me op z’n zachtst gezegd “nie zo’n pret”. Dus werd het uitzieken geblazen.

Voordat jullie denken dat dit weer een JNWHAHZJONEMH ( =Jeetje Niels, Wat Heftig Allemaal, Het Zit Jou Ook Nooit Eens Mee Hè)-blog wordt: het heeft even geduurd, maar mijn schildklier is gestopt met klieren en het gaat allemaal een stuk beter met me. Sterker nog: ik heb de afgelopen twee jaar genoeg mooie dingen meegemaakt!

Allereerst was er natuurlijk het fantastische nieuws rondom mijn hart. De impact daarvan bleek een stuk groter dan ik aanvankelijk dacht, omdat je het ziekbeeld dat je het jaar ervoor zorgvuldig hebt opgebouwd ineens weer volledig overboord kunt gooien en je jezelf de vragen opnieuw moet gaan stellen. Ben ik eigenlijk wel een chronische hartpatiënt? Het antwoord op de vraag heb ik tot vandaag helaas nog niet gevonden, maar de zoektocht gaat verder. In ieder geval is het natuurlijk een geweldig lichtpunt dat het zwaard van Damokles dat een jaar lang dreigend boven mijn hoofd heeft gehangen misschien uiteindelijk toch slechts een cocktailprikkertje blijkt te zijn geweest. Of zoiets.

Ander goed nieuws: ik ga trouwen!

Na negen fantastische jaren heb ik eindelijk de moed gevonden om Ascha – de reden dat ik er nog ben om dit blog te schrijven – ten huwelijk te vragen. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige rituelen, maar om een lang verhaal kort te maken: ze zei ja! Dus stortten we ons vol enthousiasme in het avontuur dat trouwen heet, een epische queeste waar ik nog menig blog over vol zou kunnen lullen. Misschien dat ik dat nog wel ga doen ook. In ieder geval is het avontuur bijna ten einde, want over minder dan vier weken is de grote dag aangebroken. Eindelijk!

Nog een flinke verandering: ik heb een andere baan! Een paar maanden na het schrijven van mijn vorige blog (april 2016) realiseerde ik me dat het bedrijf waar ik op dat moment voor werkte niet meer zo goed bij me paste, en dat het tijd werd voor iets anders. Nee, ik heb niet mijn werk opzij gezet om voor chimpansees te gaan zorgen in de binnenlanden van Burkina Faso of om trainer te worden in Mindfulness en Yoga: ik werk nog steeds heel saai in de ICT en doe nog steeds hetzelfde werk (testen), maar dan wel voor een bedrijf waar ik me een stuk beter thuis voel. Inmiddels zit ik er al ruim anderhalf jaar en liggen er nog een hoop mooie plannen en projecten in het verschiet. Daarover meer in een volgend blog.

Ter afsluiting wil ik toch nog iets kwijt over “dat andere project” waar ik regelmatig over geschreven heb. Om de ongestelde vraag maar meteen te beantwoorden: ja, ik heb voortgang gemaakt met mijn boek. En hoe. Om met een cliffhanger te eindigen: daarover meer in mijn volgende blog! Hopelijk nu binnen twee jaar 🙂

Mijn leven als hart- en schildklierpatiënt, deel 11

4 gedachten over “Mijn leven als hart- en schildklierpatiënt, deel 11

  1. Lis schreef:

    Trots op onze zoon!!
    Mooi verhaal, hoewel het voor ons als ouders niet altijd even gezellig was. 25% minder zoon is toch niet mis hoor, gelukkig is er al weer zo’n 10% bij!!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *