Beste lezers! Allereerst mijn welgemeende excuses voor mijn langdurige afwezigheid. Mijn laatste blog is alweer van drie weken geleden, dus ik begrijp dat ik nogal wat uit te leggen heb. Geen zorgen, er is geen plotselinge verslechtering in mijn situatie opgetreden die me het schrijven belemmert. Januari en februari waren twee tropenmaanden op schrijfgebied en daardoor behoorlijk uitputtend. Tijdens de negen weken dat ik aan mijn boek geschreven heb had ik er geen last van (okee, een enkele dip daargelaten) maar daarna sloeg het in volle hevigheid toe: gebrek aan inspiratie. Begin maart ging het nog wel een beetje, maar al vrij snel daarna kon ik de conclusie trekken dat de koek echt op was. Boem. Finito.
Wat doe je dan? Heel simpel: een schrijfvakantie. Tijdens de afgelopen 3-4 weken heb ik mijn schrijfwerkzaamheden tot het minimum beperkt, en me meer gericht op andere dingen. Allereerst: mijn werk (logisch). Begin 2016 ging het daar allemaal nog in een slakkengangetje omdat het project nog totaal niet uit de startblokken was gekomen, maar dat begint nu langzaam te veranderen. De machine begint inmiddels aardig op stoom te raken, en naast ellenlange discussies (meestal om niks) worden er ineens taken uitgedeeld. Ook aan mij! Schrijven was een welkome manier om de geest bezig te houden tijdens dagen dat er weer oeverloos gemauwd werd over plannen van aanpak, traceerbaarheid en nog veel meer papiergeneuzel waar ik jullie absoluut niet mee lastig wil vallen, maar nu liggen er inmiddels allerlei zaken op mijn bordje en heb ik mijn handen vol om alles binnen de werkweek van veertig uur af te krijgen. Niks mis mee overigens, want het is voor het eerst sinds maanden (lees: sinds mijn hartstilstand) dat ik me op werkgebied weer een beetje nuttig begin te voelen. Alsof ik er toe doe. De keerzijde is dat ik ’s avonds nu een stuk vermoeider thuis kom en absoluut niet de behoefte heb om dan nog achter de computer te kruipen om ellenlange epistels te schrijven. Zoals deze.
Goed. Excuus nummer twee: de lente is begonnen! Het heeft even geduurd en als je naar buiten kijkt lijkt het nog altijd meer op de Siberische toendra dan de Hof van Eden, maar het begin is er. Je merkt het aan alles: de lucht ruikt anders, de katten klauwen nog net niet het glas uit de pui omdat ze naar buiten willen, en de grootste wijkterrorist aller tijden waart weer rond: de ijscoman (nog niet gezien? Volg gewoon het karakteristieke tiedie-tiedeliedeliedie-tiedeliedeliedie-tiedelieDIEdie en je vind ‘m vanzelf). Fascinerend overigens dat die man tegenwoordig al rond lijkt te rijden als de temperatuur van de bakken waar hij zijn ijsjes uit schept hoger is dan die van buiten de kar. Zou hij soms ook warme chocomel verkopen? Ik zal het hem de volgende keer eens vragen.
Aan de hele lente kleeft wel een pijnlijk randje, en dat randje heeft een frame en twee wielen. Nog geen jaar geleden was ik een sportman. Blakende conditie. Een lichaam om door een ringetje te halen, en een arbeidsethos waar ze in Sparta jaloers op zouden zijn geweest. De afgelopen winter heb ik echter nooit op minder dan vier wielen gereden en inmiddels lijken de renners weer als sneeuwklokjes uit de grond te schieten. Mijn eigen stalen ros staat nog altijd op zolder stof te happen (aangesloten op een Tacx die ik de hele winter niet gebruikt heb), terwijl ik op hetzelfde tijdstip vorig jaar al meer dan duizend kilometer had weggepeddeld. Ik weet het, dat was een andere tijd, maar het doet toch wel een beetje pijn. Zeker omdat ik nog geen uur geleden een foto van een vriend onder ogen kreeg die de Ronde van Vlaanderen voor cyclosportieven er al op heeft zitten. Au. Gelukkig is het makkelijk om zoiets te relativeren: vind ik het soms leuk om honderden kilometers over kasseiwegen te stuiteren en met de tong tussen de spaken tegen kutheuveltjes op te kruipen? Nou dan.
Bovendien: deze wapenstilstand is maar tijdelijk, want ik kom terug. Ik weet dat, en mijn fiets weet dat ook. De afgelopen week ben ik al diverse keren stilletjes naar zolder geslopen om hem venijnige woordjes in te fluisteren. Dan aai ik over het stuur en zeg ik zachtjes: “je denkt dat het over is met mij, hè? Dat ik nooit meer een fatsoenlijk tochtje zal maken? Nou, juich maar niet te vroeg, want de dag dat ik je weer naar beneden breng komt elke dag één dag dichterbij. En als het eenmaal zover is, zul je wensen dat je nooit een zadel had gekregen.” Vervolgens doe ik een stapje achteruit en staar ik hem nog even heel grimmig aan, terwijl ik tevreden constateer hoe de stuurpen lichtjes begint te bibberen. Al kan dat laatste ook mijn fantasie zijn, natuurlijk.
Reden nummer drie begint met een X en eindigt met een X. Voor alle mensen die nu denken dat ik fan ben geworden van een bepaald soort natuurfilms: you’ve got me wrong. Ik heb het natuurlijk over het poppodium waar ik al bijna tien jaar mijn ziel en zaligheid heb ingelegd. De energie die ik in Xinix stop volgt altijd een vast patroon van ups-and-downs, maar de hele periode na afgelopen zomer is één grote up geweest, met een paar extra uitschieters naar boven. Om kort te zijn: vanaf september ben ik me weer actief bezig gaan houden met wat mijn allereerste liefde was – de PR. Xinix is een poptempel waarin elke week ontzettend veel leuke dingen gebeuren, en het doel van de PR is om dit blijde nieuws met zoveel mogelijk mensen te delen. Vroeger deden we dat vooral via de Nieuwe Nieuwe (het Xinix-maandblad, later verworden tot slechts 1 A4’tje), posters en de streeksuffertjes. Tegenwoordig niet meer. Posters doen we nog wel, maar voornamelijk in het gebouw zelf. De uitzondering op deze regel is een zekere club die eens per maand Nieuwendijk en alle omliggende dorpen compleet overwoekert met zwart-witte posters om hun bands aan te prijzen, maar verder houden we ons koest als het op plakken aankomt. De streekkrantjes laten we ook grotendeels links liggen (tante Corine, als je dit leest, mijn excuses) om de simpele leden dat een groot deel van onze doelgroep deze niet meer leest. Waar richten we ons dan wel op? Eén woord: Facebook.
Nu kennen jullie allemaal mijn mening over Facebook en de inmenging die Zuckerberg’s hobbyprojectje op ons dagelijks leven heeft, dus die zal ik niet verder ventileren, maar feit blijft wel: Facebook werkt. En goed ook. Harde cijfers heb ik niet, maar we hebben sterk het idee dat de hoeveelheid reclame die we op Facebook maken impact heeft op het aantal bezoekers dat op een avond afkomt. Om die reden heb ik me de afgelopen maanden weer vol liefde op het medium gestort en ben ik als een bezetene stukjes gaan schrijven. In september nog maar één of stukjes per maand, maar vanaf januari soms wel 3 á 4 per week. Een enorme klus. Een korte telling in mijn stukjes-map leert me dat het er sinds begin dit seizoen ongeveer 70 geweest zijn. Een positieve uitschieter was Oud en Nieuw, dat in alle opzichten een fantastisch feestje was. Ik zat in de organisatie en was verantwoordelijk voor de promotie. De dag van tevoren kregen we te horen dat een zeker Tweede Kamer-lid furieus had gereageerd op ons alcoholbeleid (het concept was dat je voor 15 euro onbeperkt mocht drinken). Iedereen meteen in de stress, maar dat was nergens voor nodig: het feest was enorm succesvol met ruim 300 bezoekers waarvan er niet één voor problemen heeft gezorgd. Een enorme opsteker na vorig jaar (toen ik ook meehielp met organiseren) dat met slechts 100 bezoekers – de zaal ging niet eens open – toch wel een teleurstelling was. Reden genoeg om op nieuwjaarsdag een sneer terug uit te delen naar de boze tongen die ons feest probeerden te saboteren, wat meteen het meest succesvolle Facebook-bericht van Xinix zou worden. Meer dan 20.000 mensen kregen het te lezen!
Dat niet ieder berichtje in goede aarde viel heb ik helaas ook een paar keer mogen ervaren: toen we onlangs een Oktoberfest hielden schreef ik een persbericht vol knipogen naar de grootse daden van onze oosterburen tijdens de jaren veertig van de vorige eeuw. Uiteraard onschuldig bedoeld, maar dat vond niet iedereen: “zum kotzen” dat wij op zo’n manier publiciteit probeerden te maken. Dat kon ik wel van me afzetten, maar je weet hoe het is met kritiek: 1 vervelende opmerking kan 100 complimenten teniet doen. Al met al loopt de PR-machine nu beter dan jaren ervoor, en nu het team bovendien ook nog versterkt is met een paar schrijfsters allemaal fantastisch kunnen schrijven (dames, als jullie zit lezen, jullie zijn geweldig) zei ik de toekomst met veel vertrouwen tegemoet.
Nu zit ik alweer bijna aan de vijftienhonderd woorden en heb ik het nog niets eens gehad over hetgeen waar ik dit blog eigenlijk overal wilde schrijven: Substate. Wat dat is? Dat schrijf ik in mijn volgende blogbericht. Waarschijnlijk komt dat er al heel snel aan, want ik merkte tijdens het schrijven van deze dat de inspiratie alweer begint te stromen. Good times!